Op een boerderij waar blauw gras wordt gemaakt wonen opa, moeder, zoon Woody en dochter Sue. Iedere dag speelt opa op zijn banjo en zingt de familie met elkaar over het leven. Allemaal hebben ze grote dromen, maar veel gebeurt er niet op het platteland.

Op een dag wordt de familie opgeschrikt door de komst van een vreemd huisje dat plots op het erf staat. De schoorsteen rookt en er klinkt muziek. En die muziek lijkt in niks op de bluegrass die zij altijd met elkaar spelen. Wat zich ontspint is een spel van de familie tegenover het huis en zijn bewoner. Wie woont daar? Wat moet dat!? Weg ermee!! Wat een rot herrie! De vreemdeling moet weten dat hij niet welkom is met zijn gekke geluiden en gewoontes en er wordt alles aan gedaan om hem het leven op deze plek onmogelijk te maken.

​

​

​

​

​